Gedrag
-
Behoeften, essentie
Een fysische behoefte vergelijkt een biologisch ingestelde toestand met een interne toestand, terwijl een psychische behoefte een gewenste toestand/situatie met een externe situatie vergelijkt. Alle acties van elke behoefte hebben het realiseren van deze vergelijking tot doel (match of mismatch). De verschillende deelacties zijn:- Interne acties die de biologisch ingestelde en gewenste toestand/situatie realiseren. Deze acties hebben een fysiologische oorzaak.
- De gewenste situatie is biologisch bepaald maar krijgt pas betekenis van zodra er informatie, die voor de persoon belangrijk is, uit de externe situatie (omgeving) toekomt. In de eerste levensfase gebeurt dit, zonder dat de baby er zich bewust van is. De hier bedoelde actie betreft dus: het invullen van belangen (wat voor de persoon belangrijk is) in de gewenste situatie zodat deze een betekenis krijgt.
- Oordelen over situaties in het verleden hebben onze beeldvorming bepaald en het oordeel over de actuele situatie kan deze beeldvorming verder aanpassen.
- Het vergelijken van de gewenste toestand (fysische behoefte) met de actuele ‘interne toestand’ ofwel van de gewenste situatie (psychische behoefte) met het oordeel over de actuele ‘externe situatie’.
-
Eenvoudig gedragsmodel
Het diagram toont hoe het reële gebeuren (extern en intern) via louter fysiologische acties en acties die we bewust ervaren, ons gedrag bepalen. We noemen het een eenvoudig gedragsmodel omdat o.a. het denken meer dan één actie omvat.
- De acties boven de blauwe lijn volgen uit wat er initieel in de buitenwereld gebeurt: lichtgolven bereiken ons oog, geluidsgolven ons oor... . De acties onder de blauwe lijn volgen uit wat er initieel in het lichaam gebeurt, met achteraan de psychische acties ‘voelen, willen en denken’ die het gedrag bepalen.
- Zintuigen zijn organen die elk een afzonderlijke functienaam hebben, bv het orgaan oor heeft de functie gehoor. Maar de gezamenlijke organen hebben geen gezamenlijke functienaam, daarom gebruiken we ‘zintuigen’ als functienaam.
- Tussen waarnemen en ‘acties van behoeften’ is er een rechtstreekse snelle verbinding 3 (een eerste evolutionaire ontwikkeling). Deze kan tegelijk functioneren met de tragere verbinding 4, wat de ontdekking van William James verklaart (we beven voor we bevreesd zijn).
- De verbinding tussen waarnemen en ‘acties van behoeften’ via het denken is deze die de sociale zoogdieren en de mens normaal gebruiken. Ze sluit aan bij de bevinding dat als door hersenletsel de gevoelsfunctie niet meer functioneert ons redelijk gedrag wegvalt (ref. nog toevoegen).
- De cyclus ‘voelen – willen – denken – behoeften’ kan enkele malen doorlopen worden vooraleer te resulteren in gedrag.
- Het denken is geen ervaring maar gebeurt met medeweten van het organisme. In essentie bestaat denken uit de vorming van een oordeel over de situatie en de eventuele gevolgen van het gedrag. De afbeelding Gedragsmodel, essentie toont in detail hoe deze oordeelsvorming verloopt.
-
Gedragsmodel dieren met zintuigen
- Acties van de levenswil bevinden zich aan het begin van een reeks. Van deze acties heeft het dier geen ervaring ook geen onbewuste.
- Een zintuig is een orgaan met een functie en acties, bijv. het oog heeft het zien als functie en ‘wat het ziet’ als actie. Maar zintuigorganen hebben geen gezamenlijke functienaam, vandaar de term zintuigfunctie. Zoals het dier via acties van zijn zintuigen zijn omgeving leert kennen, zo leert het via acties van zijn gevoel zijn behoeften kennen.
- De acties ‘waarnemen, voelen en willen’ werken autonoom, het dier ervaart deze acties wel maar is er zich niet bewust van. De bewuste ervaring van deze acties is ontstaan vanaf de ontwikkeling van de hersenschors (cortex).
- Het primair verstand, dat we koppelen aan de aanwezigheid van hersenen, verwerkt de zintuiglijke indrukken en gevoelens en weegt af hoe de behoeften van het dier best worden vervuld.
- Deze afweging en de beslissing om al dan niet tot actie over te gaan, gebeuren autonoom.
-
Gedragsmodel dieren zonder zintuigen
- Enkel het ‘intern gebeuren’ bepaalt de louter fysiologische acties en het gedrag van het diertje.
- Het extern gebeuren heeft geen invloed op het gedrag van het diertje maar het is er wel en kan dus wel invloed hebben op de ontwikkeling van het diertje.
- Deze diertjes gedragen zich anders naargelang de soort bv:
- Het gedrag van het pantoffeldiertje bestaat uit enkele elementen: het verplaatst zich met behulp van zijn trilharen waarbij het door zijn asymmetrische vorm ronddraait om zijn lengteas, het brengt met de trilharen ook voedseldeeltjes naar de orale groeve en het heeft twee alternerend kloppende vacuoles die zorgen voor een constante osmotische beweging van water van buiten naar binnen het lichaam.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Pantoffeldiertjes
- Terwijl de sponzen zich niet kunnen verplaatsen, omdat ze uit een buis bestaan waarvan één einde vastzit op de bodem. Ze hebben enkele soorten cellen, o.a. de kraagcellen die met een zweephaar het water naar binnen brengen en het voedsel verteren.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Sponsdieren
-
Gedragsmodel van een student
-
Gedragsmodel, essentie
- Door verbetering van onze kennis en beeldvorming, maken we onze oordelen en psychische behoeften realistischer en kunnen we ons gedrag op een spontane en duurzame manier beïnvloeden. (cf. inzichten uit psychologie).
- Via ons oordeel trachten we de reële situatie zo goed mogelijk in te schatten Tegelijk oordelen we over de gevolgen van het verlangd gedrag. Maar onze oordelen blijven uiteraard subjectief.
- Een motivatie is een rechtstreeks en enig gevolg van gevoelens. Een motivatie heeft een verlangd gedrag tot gevolg en een oordeel ‘over de mogelijke gevolgen van dit gedrag en de invloed op de vervulling van behoeften’ kan resulteren in gewijzigde gevoelens.
- Cf. de theorie van Nico Frijda (’86) krijgen onze psychische behoeften (of belangen: term van Frijda) een concrete invulling tijdens de ontwikkeling van de persoonlijkheid.