Moreel gedrag
Moreel gedrag heeft twee betenissen:
- Volgens de traditionele moraalfilosofie is het een verworvenheid van menselijke beschaving en betreft het de toepassing van normen die een bepaalde maatschappij haar leden oplegt. Deze visie omvat de naturalistische drogreden, die moreel goed gedrag niet verenigbaar beschouwt met natuurlijk gedrag, en is eeuwenlang de enig bestaande geweest.
- Einde vorige eeuw ontdekten biologen zoals Jane Goodall en Frans De Waal dat morele eigenschappen geen menselijke verworvenheid zijn maar eigen aan de sociale zoogdieren waarvan wij afstammen.
Frans De Waal toont in experimenten met chimpansees aan dat ‘eerlijkheid, wederzijds hulpbetoon, empathie, samenwerking en bezorgdheid om anderen’ kenmerken zijn van op een sociale manier omgaan met mekaar, zie https://www.ted.com/talks/frans_de_waal_do_animals_have_morals.
Wij sluiten ons aan bij de 2e betekenis en verkiezen de term natuurlijk moreel gedrag, namelijk gedrag dat onderdeel vormt van de biologie en waarvan de studie zich leent tot gebruik van de wetenschappelijke methode. Zie ook hoofdstuk Gedrag van sociale zoogdieren.
Moreel oordelen over gedrag, dateert van na de overstap van natuur naar cultuur, zie ook hoofdstuk Groepsgedrag, S3 - Ontstaan van onderscheid tussen goed en kwaad.
Cultuurafhankelijke verandering
Ter verduidelijking, wijzen we erop dat de 'overstap van natuur naar cultuur' gepaard is gegaan met een verandering van belangen en onrechtstreeks dus ook met een verandering van psychische behoeften.
Behoeften, essentie
Een fysische behoefte vergelijkt een biologisch ingestelde toestand met een interne toestand, terwijl een psychische behoefte een gewenste toestand/situatie met een externe situatie vergelijkt. Alle acties van elke behoefte hebben het realiseren van deze vergelijking tot doel (match of mismatch). De verschillende deelacties zijn:
- Interne acties die de biologisch ingestelde en gewenste toestand/situatie realiseren. Deze acties hebben een fysiologische oorzaak.
- De gewenste situatie is biologisch bepaald maar krijgt pas betekenis van zodra er informatie, die voor de persoon belangrijk is, uit de externe situatie (omgeving) toekomt. In de eerste levensfase gebeurt dit, zonder dat de baby er zich bewust van is. De hier bedoelde actie betreft dus: het invullen van belangen (wat voor de persoon belangrijk is) in de gewenste situatie zodat deze een betekenis krijgt.
- Oordelen over situaties in het verleden hebben onze beeldvorming bepaald en het oordeel over de actuele situatie kan deze beeldvorming verder aanpassen.
- Het vergelijken van de gewenste toestand (fysische behoefte) met de actuele ‘interne toestand’ ofwel van de gewenste situatie (psychische behoefte) met het oordeel over de actuele ‘externe situatie’.
In de natuurlijke situatie leefden mensen samen in groepen van 50 tot 70 leden en werd er strijd gevoerd als zij op hun zoektocht naar voedsel, in confrontatie kwamen met een aangrenzende groep. Na de ontdekking van de landbouw zijn mensen in steeds grotere groepen gaan samenleven en werd er oorlog gevoerd met het oog op gebied- en machtsuitbreiding. Ook strijdvaardigheid maakt dus deel uit van onze menselijke natuur.
Gekoppelde stellingen
Er zijn nog geen gekoppelde stellingen
Gekoppelde artikels
Er zijn nog geen gekoppelde artikels
Er is nog geen overleg