Kapitalisme v2
In de cultuurafhankelijke situatie is het inkomen een belangrijke vorm van erkenning. Een inkomen in evenredige verhouding tot de prestatie is een voorwaarde tot presteren, Groepsgedrag S1.
Inkomens in buitensporige verhouding tot de prestatie zijn oorzaak van ongewenste neveneffecten waaronder graaicultuur en machtsmisbruik. Vermits ons kapitalisme de verwerving van buitensporige inkomens toelaat, is het dus zelf oorzaak van deze neveneffecten, Kapitalisme S4.
Ons kapitalisme wordt humaner door regelgeving die inkomens 'groter dan in evenredige verhouding tot de prestatie’ zoveel mogelijk belet, Kapitalisme S5.
Vermits voor zo’n regelgeving een maatschappelijk draagvlak bestaat, kan ze via democratische weg kingevoerd worden wat tot duurzame verandering zal leiden, Groepsgedrag S5.
Navigeer vlug naar stelling:
-
S1 - Hoe buitensporige inkomens verhinderen?
Evolutie op korte termijn
We gaan er van uit dat in volgende eeuwen onze liberale democratieën verder zullen evolueren naar humanere vormen van kapitalisme. Op korte termijn kan dit bv inhouden:
- De invoering van volledige transparantie in geldtransacties.
- De afschaffing van constructies voor het ontduiken van belastingen zoals het parkeren van kapitaal in belastingparadijzen.
- De invoering van een vermogenswinstbelasting, zoals nu reeds in enkele staten van de VS.
- De invoering van een vermogenskadaster, wat om reden van kapitaalvlucht, enkel op supranationaal niveau zinvol is.
Evolutie op lange termijn
Op termijn van meerdere eeuwen lijkt het plausibel dat regelgeving zal ingevoerd worden om inkomens ‘groter dan in evenredige verhouding tot de prestatie’ zoveel mogelijk te verhinderen.
We denken we bv. aan volgende mogelijkheden waarvan de verwezenlijking een wereldwijde invoering vergt in de kapitalistische landen:- Limitering prijs van industriële producten
- Limitering inkomen in privéondernemingen
- Geen grootkapitaal in privébezit
- Erfbelasting op grote vermogens
In volgende stellingen bespreken we elk van deze mogelijkheden in detail. Het betreft slechts veronderstellingen waarbij we mogelijke andere ontwikkelingen geenszins uitsluiten.
Er is nog geen overleg
Plaats een reactie
-
We beperken deze bespreking tot de prijsbepaling van industriële producten omdat voor producten in de kleinhandel, zoals een ei, een brood of aardappelen, de concurrentie zo groot is dat de winsten sowieso laag blijven met behoud van het ‘vraag en aanbod’-mechanisme.
- Momenteel wordt de verkoopprijs van een industrieel product bepaald door het totaal van de kosten plus de winst. Onder kosten verstaan we het totaal van de productiekost, de distributiekost, de researchkost en de kost voor marketing en sales.
- Ons huidig kapitalisme staat toe dat grote bedrijven, waarvoor het 'vraag en aanbod'-mechanisme niet meer geldt, de kost van hun producten verhoogt met een buitensporige winst. Jan Eeckhout maakt in zijn boek "De winstparadox" duidelijk dat deze praktijk onze economie ondermijnt.
- Om te beletten dat verkoopprijzen bestaan uit ‘kosten plus een buitensporige winst’ zouden bedrijven kunnen verplicht worden om het winstpercentage op industriële producten te limiteren.
- Dit zou bv. verhinderen dat een buitensporige prijs kan worden gevraagd voor producten waarvan het merk mee bepaalt wat een koper er wil voor betalen. Immers voor zo’n producten is er geen echte concurrentie en werkt het ‘vraag en aanbod’-mechanisme niet.
- Maar ook als de winst per stuk klein blijft, kan de globale winst buitensporig zijn omdat industriële producten per definitie op grote schaal geproduceerd worden.
- Zelfs als het winstpercentage van een groot bedrijf gelimiteerd wordt, zal de winst die wordt uitgekeerd toch terechtkomen bij personen wiens geleverde prestatie niet in verhouding staat tot de grootte van hun winstdeel, zodat zij toch een buitensporig inkomen verwerven.
- Vermits de handel in aandelen deel uitmaakt van een kapitalisme dat het privégebruik van grootkapitaal toelaat, is het onvermijdelijk dat bezit van privékapitaal gepaard gaat met de verwerving van zo'n buitensporige inkomens.
- In volgende stelling bespreken we in welke andere sectoren buitensporige inkomens kunnen verworven worden en wat de mogelijkheden zijn om deze inkomens toch beperkt te houden.
Er is nog geen overleg
Plaats een reactie
-
- In België werd sedert 2017(?) het loon van ministers en topambtenaren gelimiteerd, wet van …
- Dus ook een limitering van maximumlonen in privébedrijven lijkt mogelijk.
- Maar een belangrijk onderscheid tussen overheid en privé is dat enkel privébedrijven failliet kunnen gaan. Als een overheidsdepartement slecht functioneert kunnen het bestuur en personeelsleden worden vervangen maar het departement blijft bestaan.
- Toch staat ook in privébedrijven het inkomen niet altijd in evenredige verhouding tot de geleverde prestatie. Zo ligt het inkomen van CEO’s in industriële bedrijven hoger dan dat van de wetenschappers/ingenieurs wiens prestatie nochtans cruciaal is voor de technologische vernieuwing en het voortbestaan van deze bedrijven.
- Een verklaring hiervoor is dat vanaf een zekere bedrijfsgrootte, diegene die voor technologische vernieuwing zorgen, de bestuurstaken overdragen en dus niet langer beslissen over de inkomens.
- In de banksector bestaat nog een andere anomalie. Banken hebben wel het statuut van privébedrijf maar zijn veel minder risicovol. De financiële crisis van 2008 leidde ertoe dat centrale banken in opdracht van de overheid hulp boden om een sneeuwbaleffect van bankfaillissementen te voorkomen.
- Ondanks dit onderscheid liggen de inkomens in de banksector op een niveau dat gewone privébedrijven moeilijk halen.
- Op lange termijn lijkt het dus mogelijk dat bovenstaande en nog andere anomalieën worden teruggedraaid om zo de weg vrij te maken voor de limitering van de hoogste inkomens in privébedrijven.
Er is nog geen overleg
Plaats een reactie
-
S4 - Grootkapitaal niet langer in privébezit
We bespreken een nieuwe ondernemingsvorm waarvan een algemene invoering ertoe zou leiden dat het grootkapitaal niet meer in privébezit komt. Dit zou het ontstaan van negatieve macht terugdringen en de kloof tussen rijk en arm verkleinen.
- In de eerste fase van elke onderneming, vergt het durf en talent om te investeren en te zorgen dat de activiteit voldoende opbrengt en winst maakt om de investeringen af te schrijven. De prestatie van de ondernemer is reëel en het is evident dat hij zichzelf een gepast loon uitkeert.
- Een onderneming die deze eerste fase doormaakt en groeimogelijkheden heeft, belandt in een tweede fase, waarin de ondernemer beroep kan doen op de hulp van medewerkers. Zijn persoonlijke prestatie blijft essentieel en zijn verloning zal blijven toenemen.
- Naargelang de sector waarin een onderneming actief is, variëren de groeimogelijkheden en in bepaalde sectoren gaat de verdere groei gepaard met de nood aan grootkapitaal.
- In het huidige kapitalisme is het normaal dat het grootkapitaal waarmee bedrijven werken, in de beginperiode geleend wordt en bij voortbestaan van een onderneming uiteindelijk in eigen bezit komt.
- Maar er kunnen alternatieven worden bedacht, die de gemeenschap betrekken bij de investering in grootkapitaal. De keuze voor zo’n formule moet voor de ondernemer voldoende aantrekkelijk zijn en mag hem anderzijds niet aanzetten tot het nemen van onredelijk risico.
- Het kapitaal, zou bv. voor 100% door de gemeenschap kunnen geleend worden terwijl de ondernemer de afbetaling op zich neemt aan voordelige bankvoorwaarden, zie eerste evolutiefase hieronder voor details .
- Een belangrijke bijkomende voorwaarde zou zijn dat de aandelen die de gemeenschap verwerft aandelen zonder stemrecht zijn. Het begrip ‘aandelen zonder stemrecht’ houdt per definitie in dat de vrijheid van ondernemen niet in het gedrang komt.
Evolutiefasen van de ondernemingsvorm
- In een eerste fase zou de overheid deze ondernemingsvorm voor jonge ondernemers aantrekkelijk kunnen maken door bv. te zorgen voor leningen aan lage rente met lange afbetalingstermijn. Vooral in sectoren met veel concurrentie, zoals de bouwsector, landbouw en veeteelt, zou dit jongeren kunnen aanspreken.
- Tegelijk kan met de banken een akkoord worden gemaakt om het verlies ten gevolge van deze operatie te compenseren door de rentevoet van klassieke leningen op te trekken.
- In een verdere fase, namelijk van zodra een onderneming naar de beurs trekt, zou regelgeving kunnen stellen dat bij de uitgifte van nieuwe aandelen een vast percentage voorbehouden blijft voor de gemeenschap zodat deze een belangrijk deel van het jaarlijkse dividend kan innen.
- Van dan af is de stap gezet om het grootkapitaal niet langer in privébezit te houden.
- Op lange termijn kan deze verandering tot een mentaliteitswijziging leiden waardoor de andere ondernemingsvormen als asociaal worden beschouwd en uiteindelijk door regelgeving niet meer worden toegelaten.
Pluspunt: overlappend belang van aandeelhouders en bestuur
- Een pluspunt van deze ondernemingsvorm is dat hij de doelstelling van de stakeholders meer op één lijn brengt.
- In bestaande grote ondernemingen zijn de niet actieve aandeelhouders meestal in de meerderheid terwijl hun belangen niet gelijklopen met deze van de actieve ondernemer/aandeelhouder.
- Niet actieve aandeelhouders hebben geen voeling met de onderneming zelf, hun interesse blijft beperkt tot creatie van winst, liefst op zo kort mogelijke termijn.
- Hiertegenover staat de actieve ondernemer die naast financiële gezondheid ook andere factoren zoals een goede werksfeer, duurzaamheid… nastreeft. Zijn doelstelling is meer gericht op de lange termijn.
Er is nog geen overleg
Plaats een reactie